Jurisprudentie
Verkeersongeval
Ongeval met auto en (lig)fiets
Het ongeval en de vordering letselschade
In deze zaak bij de rechtbank Zwolle heeft eiser [eiser] schadevergoeding geëist van gedaagde [gedaagde] na een verkeersongeval op 1 juni 2002. Het ongeval vond plaats op een kruising in Dronten, waarbij [eiser] als bestuurder van een ligfiets werd aangereden door [gedaagde], die een personenauto bestuurde. [eiser] raakte ernstig gewond en is sindsdien volledig arbeidsongeschikt. Hij stelde dat [gedaagde] onrechtmatig handelde door onvoldoende voorzichtigheid te betrachten bij het oversteken van het fietspad. [gedaagde] verweerde zich met een beroep op overmacht en wees op de fout van [eiser], die geen voorrang verleende.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] geen beroep kon doen op overmacht. Hij had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat er fietsers op het fietspad reden, ook bij beperkt zicht door hoog gras. Daarnaast had hij bedacht moeten zijn op fouten van andere weggebruikers, zoals het niet verlenen van voorrang. De rechtbank vond dat [gedaagde] onvoldoende voorzichtig reed bij het naderen van de kruising en daarom deels aansprakelijk is.
Bijdrage van beide partijen aan het ongeval
Wel werd vastgesteld dat [eiser] ook een fout heeft gemaakt door geen voorrang te verlenen, wat bijdroeg aan het ongeval. Gezien de omstandigheden werd beslist dat [gedaagde] aansprakelijk is voor ten minste 50% van de schade. De overige 50% wordt in een schadestaatprocedure verdeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de mate van schuld van beide partijen.
Schadevergoeding en proceskosten
[eiser] vorderde in totaal €18.974,23 aan schadevergoeding, waarvan €1.795,51 aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft deze vordering grotendeels toegewezen, inclusief de genoemde buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente. [gedaagde] is daarnaast veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.
Klik hier voor de volledige zaak.
Letselschade dieren
Smartengeld na hondenbeet
Aansprakelijkheid van de hondbezitter bij bijtincident
Op 5 augustus 2006 werd de vierjarige [persoon 1], de zoon van [eiseres], op de galerij van hun flat in [woonplaats] in het gezicht en de arm gebeten door de pitbull terriër van [gedaagde]. Het gezicht van [persoon 1] zat enige tijd vast in de bek van de hond, en pas na hulpgeroep van [eiseres] kon de hond van het kind worden verwijderd. [persoon 1] liep ernstige bijtwonden op en werd twee dagen in het ziekenhuis opgenomen voor behandeling, inclusief een operatie door een plastisch chirurg. Desondanks bleven er littekens achter in zijn gezicht, die hem langdurig zouden blijven beïnvloeden.
Vordering en verweer
[eiseres] vorderde een schadevergoeding van EUR 10.465,50, inclusief immateriële schade, medische kosten en reiskosten. [gedaagde] betwistte echter het volledige gevorderde bedrag, in het bijzonder de hoogte van de immateriële schade, die volgens hem te hoog was in vergelijking met vergelijkbare gevallen. Daarnaast voerde hij aan dat [eiseres] mogelijk het openbaar vervoer had kunnen gebruiken voor de ziekenhuisbezoeken, in plaats van de gevorderde taxikosten van EUR 150,00.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade, aangezien hij als eigenaar van de hond verantwoordelijk werd gehouden op basis van artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank achtte de gevorderde reiskosten van EUR 150,00 terecht, aangezien [eiseres] door de beet zelf beenletsel had opgelopen en niet verplicht was openbaar vervoer te gebruiken. Wat betreft de immateriële schade, besloot de rechtbank een bedrag van EUR 7.000,00 toe te kennen, rekening houdend met de ernstige gevolgen voor [persoon 1], waaronder blijvende littekens en de traumatische ervaring.
Resultaat en proceskosten
De rechtbank wees de vordering van [eiseres] gedeeltelijk toe en stelde de schadevergoeding vast op EUR 7.300,00, bestaande uit immateriële schade en bijkomende kosten. [gedaagde] werd tevens veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van EUR 1.176,93, evenals nakosten van EUR 131,00. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van het incident, 5 augustus 2006. De overige gevorderde bedragen werden afgewezen, zoals de eigen bijdrage voor de Raad voor Rechtsbijstand. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Lees hier de volledige zaak!
Letselschade sport
Aansprakelijkheid bij sportincident
Vordering van letselschade na grove overtreding tijdens een voetbalwedstrijd
In een zaak die zich afspeelde na een incident tijdens een voetbalwedstrijd, heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag of er sprake was van onrechtmatig handelen door een speler, [gedaagde], die een andere speler, [eiser], ernstig verwondde. Dit gebeurde tijdens een wedstrijd tussen de teams [team 1] en [team 2], waarbij [gedaagde] een overtreding beging door een te laat ingezette sliding op de enkel van [eiser]. De vraag die centraal stond was of deze actie buiten de normale risico’s van het voetbalspel viel en of er sprake was van onrechtmatigheid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de actie van [gedaagde] een “abnormaal gevaarlijke gedraging” was, die buiten de normale risico’s van het voetbalspel viel. De getuigenverklaringen, waaronder die van de scheidsrechter, medespelers en toeschouwers, ondersteunden de stelling dat [gedaagde] bewust en met kracht de enkel van [eiser] raakte, nadat de bal al ver van [eiser] verwijderd was. De rechtbank achtte dit een grove schending van de spelregels, wat leidde tot de conclusie dat de actie van [gedaagde] onrechtmatig was en hij aansprakelijk werd gesteld voor de schade die [eiser] had opgelopen.
Schadevergoeding en proceskosten
De schade voor [eiser] was aanzienlijk: hij liep een gebroken enkel op, werd meerdere keren geopereerd en is volledig afgekeurd in het kader van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank wees de vordering van [eiser] toe, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld om alle geleden en nog te lijden schade te vergoeden, te bepalen bij staat. Bovendien werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 904,- en de proceskosten, die werden begroot op € 1.242,55. Dit oordeel werd versterkt door de veroordeling van [gedaagde] door de politierechter in 2003 voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, wat als bewijs werd gezien van de onrechtmatigheid van zijn handelen.
Verantwoordelijkheid van voetballers in risicosituaties
In het vonnis werd verder benadrukt dat de verantwoordelijkheid van een voetballer in een dergelijke situatie hoger ligt. Een ervaren verdediger, zoals [gedaagde], had moeten kunnen inschatten dat zijn actie zou leiden tot ernstig letsel voor de tegenstander. Het feit dat de overtreding plaatsvond na het wegspelen van de bal door [eiser] en dat de kans op een normale afstopactie minimaal was, maakte het handelen van [gedaagde] onterecht en onverantwoordelijk. Gezien de ernst van de situatie, werd de vordering van [eiser] volledig toegewezen en werd [gedaagde] belast met de proceskosten en buitengerechtelijke kosten.
Lees hier de volledige zaak.
Verkeersongeval
Aanrijding fiets en voetganger
Het geding in hoger beroep
[Appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2022, waarin hij werd veroordeeld tot vergoeding van schade na een verkeersongeval met [geïntimeerde] op 26 maart 2021. [Appellant] stelde grieven in tegen het vonnis en diende tevens een incidentele vordering in, die op 14 februari 2023 door het hof werd afgewezen. Het hof stelde de beslissing over de proceskosten uit totdat het eindarrest werd uitgesproken. Na het indienen van een memorie van antwoord door [geïntimeerde] en een mondelinge behandeling op 10 januari 2024, werd het arrest bepaald.
Feiten en geschil
Het ongeval vond plaats toen [geïntimeerde] op een fietspad de straat overstak en [appellant], die met zijn fiets andere fietsers inhaalde, hem raakte. [Geïntimeerde] liep hierbij letsel op en werd tot 2 april 2021 in het ziekenhuis opgenomen. De rechtbank verklaarde [appellant] aansprakelijk voor het ongeval en kende een voorschot van € 4.600,00 toe aan [geïntimeerde]. [Appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij betoogde dat hij geen verkeersfout had gemaakt en dat het ongeval door de stilstaande positie van [geïntimeerde] was veroorzaakt.
Beoordeling door het hof
Het hof concludeerde dat [appellant] een verkeersfout had gemaakt door zijn snelheid onvoldoende aan te passen aan de omstandigheden. [Appellant] had zijn snelheid moeten aanpassen, zeker gezien het drukke fietspad en het smalle stuk waar hij reed. Het hof oordeelde echter ook dat [geïntimeerde] zelf een fout had gemaakt door het fietspad op een moment over te steken waarop hij niet voorrang had. Het hof vond dat beide partijen een verkeersfout hadden begaan, maar bepaalde dat de schadevergoedingsplicht van [appellant] verminderd werd tot 50% van de door [geïntimeerde] geleden schade, rekening houdend met de omstandigheden van het geval.
Proceskosten en uitspraak
Het hof besloot de proceskosten in zowel eerste aanleg als hoger beroep te compenseren tussen partijen, aangezien geen van beiden als volledig in het ongelijk gestelde partij kon worden beschouwd. In het incident werd de proceskostenverdeling eveneens tussen beide partijen gecompenseerd. Het hof veroordeelde [appellant] tot het betalen van een voorschot van € 2.300,00 aan [geïntimeerde] en verwees de zaak naar de schadestaatprocedure voor verdere schadevaststelling. Het vonnis werd vernietigd en [appellant] werd aansprakelijk gesteld voor de helft van de schade.
Lees hier meer over deze zaak.
Bedrijfsongeval
Bedrijfsongeval door natte vloer
Ongeval en aansprakelijkstelling
Op 11 mei 2011 overkwam [verzoekster] een ongeval tijdens haar werk bij Beweging 3.0. Ze viel op een natte vloer die net gedweild was in het pand Lisidunahof, waarvoor het schoonmaakbedrijf GOM verantwoordelijk was. Er was geen waarschuwingsbord geplaatst, waardoor [verzoekster] niet werd gewaarschuwd voor de gladde vloer. Ze brak haar pols en ging door haar enkel, waarna zij Beweging 3.0 aansprakelijk stelde voor het ongeval. Beweging 3.0 is van mening dat zij geen verwijt treft, omdat zij het schoonmaakbedrijf zorgvuldig had geselecteerd.
Vorderingen van [verzoekster]
In de procedure vordert [verzoekster] dat Beweging 3.0 en haar verzekeraar, Goudse, aansprakelijk worden gesteld voor de schade die zij heeft geleden door het ongeval. Daarnaast vraagt zij een voorschot van € 5.000 voor smartengeld en een vergoeding van € 4.428,10 voor buitengerechtelijke kosten. Beweging 3.0 en Goudse betwisten de aansprakelijkheid en stellen dat de zorgplicht is nageleefd, aangezien er geen sprake is van structureel nalatig handelen.
Oordeel van de Kantorrechter
De kantonrechter oordeelt dat Beweging 3.0 niet heeft voldaan aan haar zorgplicht, zoals beschreven in artikel 7:658 BW. Het niet plaatsen van een waarschuwingsbord voor de natte, gladde vloer wordt gezien als een tekortkoming in de veiligheidszorg. Beweging 3.0 is daardoor aansprakelijk voor de schade die [verzoekster] heeft opgelopen. Goudse wordt hoofdelijk aansprakelijk gesteld omdat zij de aansprakelijkheidsverzekering van Beweging 3.0 heeft verstrekt.
Proceskosten en beslissing
De proceskosten worden begroot op € 4.136,00, te vermeerderen met 21% BTW en het griffierecht van € 77,00. Beweging 3.0 en Goudse worden veroordeeld tot betaling van deze kosten. De kantonrechter wijst de vorderingen van [verzoekster] voor smartengeld en buitengerechtelijke kosten toe, evenals de aansprakelijkheid voor de schade. De gevorderde bedragen voor smartengeld, buitengerechtelijke kosten en proceskosten worden dus toegewezen.
Lees deze hele zaak hier.
Whiplash
Ongeluk met whiplash als gevolg
De procedure
In de zaak tussen [eiseres] en Bovemij N.V. heeft de rechtbank het vonnis uitgesproken op 13 februari 2008. De procedure had al lange tijd geduurd, met diverse tussenvonnissen en deskundigenrapporten. De rechtbank oordeelde over de schadevergoeding aan [eiseres] na een ongeluk en whiplash, waarbij het verlies van arbeidsvermogen, huishoudelijke hulp, en andere kosten in overweging werden genomen. In een eerdere uitspraak was al een aantal schadeposten toegewezen, en nu werd een definitief vonnis uitgesproken, inclusief een berekening van het te betalen schadebedrag.
Verlies van arbeidsvermogen en schadevergoeding
De rechtbank bevestigde de schadeberekeningen van de deskundige [X] en kwam tot de conclusie dat Bovemij een bedrag van € 588.567,53 moest betalen aan [eiseres] voor verlies van arbeidsvermogen, onderhoudskosten en andere schadeposten. Daarbij werd ook rekening gehouden met het voorschot van € 29.505,22 dat al door Bovemij was betaald. De rechtbank oordeelde dat Bovemij tevens een bedrag van € 99.526,22 moest betalen, afhankelijk van het resultaat van een mogelijke terugvordering door de gemeente Oisterwijk.
Proceskosten en buitengerechtelijke kosten
De rechtbank oordeelde dat Bovemij verantwoordelijk was voor de proceskosten van [eiseres], die in totaal € 16.074,37 bedroegen. Dit bedrag omvat onder andere het griffierecht en het salaris van de advocaat van [eiseres]. De rechtbank wees tevens de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 606,90 toe, ondanks de betwisting van Bovemij.
Uitvoerbaarheid en zekerheidsstelling
Hoewel Bovemij zich verzette tegen de uitvoerbaarheid van het vonnis, oordeelde de rechtbank dat er geen gegronde reden was om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [eiseres] had recht op uitbetaling van de schadevergoeding, ondanks het risico dat Bovemij in hoger beroep zou gaan. De rechtbank bepaalde echter dat [eiseres] een deel van de schadevergoeding, namelijk € 300.000,-, moest waarborgen door middel van zekerheid, vanwege het risico van restitutie.
Lees hier de volledige zaak.
Wat anderen over ons zeggen
“Goed en adequaat geholpen. Snelle service en dat zonder kosten!”
Mariska Plessius
“Goede zaak serieuze mensen”
Henk Mooijer
“Deskundig en vriendelijk”
Wimpie Lek
Ahmed Mustafa
Mehmet Cukur
Cas Buijs